Dag 16 – De albergue

Het dorpje waar in met mijn tentje op de camping ben neergestreken, heet Ochagavia. Gisteravond was het feest in Ochagavia. Toen ik gistermiddag door het dorpje heen liep, op weg naar de camping, kwam ik over een pleintje. Op het pleintje waren mensen van de geluidstechniek bij een podium aan het soundchecken. Er stonden grote geluidsboxen en muziekinstrumenten. Het leek een hele happening te worden.

Op de camping die een paar honderd meter van het dorp ligt was ’s avonds uit de verte de muziek van het feest te horen. Ik had mij voorgenomen om in verband met de warmte vroeg starten met lopen en dat betekent dan ook dat ik vroeg naar bed ga. Ik heb daarom het feest niet van dichtbij gezien.
Als ik vanmorgenvroeg rond een uurtje of half zeven de tent aan het opruimen ben, zie ik soms groepjes jongeren vanuit het dorp terugkomen op de camping.

Om vanaf de camping weer op de GR11 te komen, moet ik opnieuw door het dorp en over het pleintje. Onderweg er naartoe kom ik al iemand tegen die met licht instabiele tred zijn weg probeert te vinden en ik hoor muziek. Het feest lijkt nog niet afgelopen! Bij het plein aangekomen, wordt de muziek steeds luider. Het is zeven uur geweest en hoewel het feest op het plein is afgelopen, is het in een cafe aan de rand van het plein nog volop aan de gang. En hoe! Spaanse muziek knalt door de ramen en deuren naar buiten, alsof het feest nog maar net begonnen is. Ik vind het wel lekker, een beetje muziek tijdens het lopen.

De tocht voor vandaag was niet moeilijk. Volgens de weer-app van Aemet, een Spaanse weer-app, wordt het vandaag 38 graden in Isaba. Omdat ik redelijk op tijd ben vertrokken, ontdek ik er niet zo heel van van. Net de laatste paar kilometers waren erg warm.
Vandaag heb ik nog een poosje met David the Irishman opgelopen en hij is enthousiast. Vanaf morgen, overmorgen gaan we echt de bergen in en volgens hem is het daar supermooi. Als alles een beetje meezit, gaan we het zien!

Waterpunt

Vanavond wil ik in een albergue overnachten. Toen mijn broer en ik de Camino naar Compostela liepen, sliepen we hier vaak in. Niet ieder dorp heeft een albergue, maar Isaba wel. Gisteravond heb ik even met ze gebeld en ik denk dat ik onderdak heb geregeld. Albergues zijn huizen met kamers of zalen, waar in elke kamer of zaal vaak meerdere stapelbedden staan. Als hier vandaag nog meer wandelaars arriveren, is de kans groot dat je met een aantal mensen tegelijkertijd in zo’n kamer ligt te slapen. Het is niet veel, kost ook bijna niets, maar is vaak beter dan een tent.

Albergue Isaba

De receptie van de albergue is pas om half vijf geopend, dus ik heb wat tijd over. Naast de ingang van het gebouw is een hok waar de schoenen achtergelaten moeten worden. Die mogen de kamers niet in. In het hok is het koel en er staat een klapstoel. Ik schrijf en type bovenstaande verhaaltje als ik ineens een kleine grom in mijn maagstreek voel. Iemand wil eten. Dichtbij is een cafeetje en het heeft pincho’s op de balie staan. Kleine Spaanse hapjes. Ik ben echt fan van die dingen. Ze kosten bijna niets, zijn lekker en voedzaam. Ik laat “gezond” even achterwege, want het zou kunnen dat ze niet helemaal naadloos in een vetarm dieet passen. Ik wijs er willekeurig vier aan. Ik kan ze wel vragen om uit te leggen wat voor hapjes het zijn, maar waarschijnlijk weet ik het dan na de uitleg alsnog niet. Als zij er niet ziek van worden, word ik dat waarschijnlijk ook niet. De vier pincho’s worden op een bordje gelegd en aan mij gegeven. De eerste drie zijn gewoon lekker maar als ik van de vierde, een kroketje, een hap neem, lijkt de binnenkant net een vetspuit: pikzwart. Het smaakt naar vis. Ik moet even een drempeltje over, eet netjes mijn bord leeg, maar bestel er niet nog eentje.

Viskroketje

Half vijf zit ik weer netjes in de albergue te wachten als ik gerommel bij de buitendeur hoor. Er komt iemand aan. Het is een oudere bebaarde Spanjaard, die haast heeft. Hij praat Engels, maar met een heel dik Spaans accent. Ik moet erg goed luisteren wat hij nu zegt. Het ergert hem dat ik hem niet altijd meteen begrijp. “You say you speak English. I speak English. What’s your problem?” Na wat gesteggel heb ik uiteindelijk een stekkie voor vannacht. Op naar morgen!