Dag 4 – Naar Saint-Palais

Ik ben al voordat de wekker afgaat wakker. Eventjes lig in nog wat de donkere kamer in te kijken, totdat ik zie dat het kwart over zes is. Ik kan er net zo goed uit gaan, dan ben ik mooi op tijd.
Na een kop hete oploskoffie en een stuk droog stokbrood gooi ik de rugzak om en stap naar buiten. De buitendeur valt met harde klik achter me in het slot. Ik kan niet meer terug. Als ik net zo’n beetje de eerste stappen heb gezet, luiden de klokken van het oude, stenen kerkje zeven uur. De temperatuur is aangenaam. Het is een stuk koeler dan de afgelopen dagen.

Dreigende luchten

Vandaag is mijn bestemming Saint-Palais, een dikke twintig kilometer verderop. De omgeving hier is prachtig. Glooiende groene heuvels met kleine dorpjes ertussen. Ik loop hier in Frans Baskenland. Dat is te zien aan de dubbele benamingen die de dorpen hebben. Een plaatsnaambord met de Franse naam en een plaatsnaambord met de Baskische naam. Het valt me op dat het bord met de Franse naam vaak op de kop aan de palen hangt. Ik ga er vanuit dat het een soort van stil protest betreft.

Omgeving

Doordat de temperatuur een stuk aangenamer is, moet ik mezelf een beetje temperen. Twintig kilometer is geen schokkend lange afstand en ik wil niet onbenullig vroeg in Saint-Palais aankomen. Ik neem me voor om bij het eerste het beste terrasje dat ik tegenkom aan te schieten voor een bakje koffie. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan want terrasjes zijn net als supermarkten trouwens, bepaald niet dik gezaaid langs de route.

Brug bij Viellenave

Het stokbrood dat ik vanmorgen at, had ik gekregen van de barjuffrouw. Ze werkte in het eetcafeetje waar ik gisteren gegeten heb. Het was een gelegenheid zonder menukaart, het was eten wat de pot schaft. Daar was de prijs dan ook naar.
Toen ik ging afrekenen, vroeg ik of er een bakker in de buurt zat. Dat was het geval, alleen zat die in een dorpje twee kilometer de verkeerde kant op. Toen ze doorkreeg dat ik een wandelaar was, pakte ze uit een grote papieren zak een stokbrood, knakte die doormidden en gaf mij een helft. Asjeblieft, voor jou.

Pas zo’n vier kilometer voor Saint-Palais vind ik dan toch eindelijk een terrasje. Ik loop er eerst nog bijna aan voorbij. Het zit aan de rand van een klein gehucht, verstopt achter wat oude platanen. Als ik de deur open doe, zie ik eerst niemand. Na een paar keer “Hallo” geroepen te hebben, komt er van acher een oud vrouwtje aanschuivelen. Van onder haar baret kijkt ze me vragend aan. “Un grand café, s’il vous plaît”, zeg ik op mijn beste Frans. Buiten op het terras, in de schaduw van de oude bomen, laat ik mij de koffie goed smaken. Ik pak mijn notitieboekje er maar weer eens bij en pen een verhaaltje weg.

Bakkie doen

Ik merk wel dat ik nog wel in het Nederlandse ritme zit. Daar gaat het vaak: De koffie wordt besteld, de koffie wordt gebracht. Een kwartiertje later wordt gevraagd of alles naar wens is en of er nog behoefte is nog een kopje koffie, etc.
Dat was bij dit cafeetje niet het geval. De eerste koffie werd vlot gebracht en na een goede drie kwartier heb ik binnen gevraagd voor een tweede bakkie. Ik zat gelukkig prima en heel druk was ik ook niet, dus eigenlijk was het wel prima zo.

Als ik Saint-Palais binnenloop, passeer ik een grote supermarkt. Ik twijfel even. Zal ik doorlopen naar de refuge en daarna naar de supermarkt gaan, of meteen de boodschappen doen? Dan schiet me een les binnen van de vorige tocht: als je de kans krijgt om je flessen bij te vullen of om eten te halen, kun je die het beste meteen grijpen. Je weet niet hoe lang het duurt voordat de kans zich opnieuw voordoet. Ik sla af naar de supermarkt en haal onder andere een bakje stinkkaas, zoals mijn kinderen Camember plachten te noemen. Dat is morgen onderweg lekker voor op het brood, dat ik overigens nog ergens moet scoren.

Bij de refuge aangekomen blijkt dat ik Nederlands kan praten. De hospitaliere is afkomstig uit België, net iets ten zuiden van Brussel. Uit het Franstalige gedeelte dus en dat is te horen aan haar gebruik van de Nederlandse taal. Het is wel een fijn gevoel eens een keer niet degene te zijn die een taal minder goed spreekt dan de ander. Er komen vandaag ook nog twee vrolijke Polen en een handjevol Fransen overnachten. Het is gezellig druk vandaag