Vanmorgen was de tent weer helemaal zeiknat. Er was geen hogere wiskunde voor nodig geweest om dat te voorspellen. De route liep de laatste kilometers hoog door de met gras begroeide heuvels, over een door wandelaars in de helling uitgesleten pad. In de dalen beneden me zag ik de mist toen al opkomen. Toen ik wakker werd blies de wind de koude mist als een heel fijne regen tegen mijn tent aan.
Toen alles eenmaal was ingepakt en weer in de rugzak op mijn rug hing, ging het wandelen heel goed. Doordat het nog de hele ochtend mistig bleef was het soms wat lastig om de routemarkeringen te vinden. Zeker wanneer de route over de met gras begroeide vlaktes ging en er was geen duidelijk zichtbaar pad. Daar kwam soms toch nog wel even de GPS van pas, om je ongeveer de goede richting in te sturen. Vaak zag je dan ineens weer de rood-witte lik verf op een paaltje of rotsblok staan.
Op deze hellingen loop je de ene keer tussen de paarden, dan weer tussen de schapen of koeien. Toen ik door een veld vol met koeien liep, moest ik een beetje laveren tussen de koeienvlarden door. Het leek net het echte leven. Daar moet je soms ook om de bullshit heen manouvreren.
Tijdens een pauze zit ik buiten op een bankje dat tegen de muur van het etablissement staat. Naast mij zit een Franse wandelaar, die de GR11 vanaf de andere kant loopt. Hij is gestart aan de Middellandse zee en loopt naar de Golf van Biskaje. Net andersom dan ik dus. Volgens hem duurt het nog 2 a 3 dagen, dan kom ik meer terecht in het weer dat hoort bij een landklimaat in plaats van het vochtige weer van een zeeklimaat. Ik moest me overigens niet al te rijk rekenen, want daarmee zijn ook de koele dagen voorbij. Met de droogte komt ook de zon en de warmte.
Ik overnacht in een hostel in Burguete. Toen ik belde om te vragen of er nog plaats was voor een vermoeide wandelaar, antwoorde de vrouw ontkenned op de vraag op ze ook Engels sprak. Door haar manier van praten kreeg ik ook niet het gevoel dat ze de moeite zou gaan nemen om voor mij iets begrijpbaar over te komen. Toch lukt het me met mijn beperkte woordenschat een kamer te regelen. Als ik aankom, wil ik graag mijn tent drogen en weet niet of ze daar iets voor hebben. Een tuin of zo. Voor ik het hostel binnenstap, heb ik de vraag al in Google Translate ingevoerd, zodat ik het haar kan laten lezen. Ze knikt en zegt: “Si!” Al pratend gebaard ze dat ik naar de zijkant van het hostel moet lopen. Daar komt een andere vrouw aan, die me een plek achter het hostel aanwijst, waar ik de tent mag drogen. Het is een grote, ommuurde betonnen plaat.
Ik sleep mijn tent er naartoe, maar het waait er zo hard dat het hele spul er bijna als een vlieger vandoor gaat. Doordat het allemaal beton is, krijg ik ook geen haring de grond in. Ik heb dat niet geprobeerd, maar zo voelt het. Als ik aan de andere kant van het muurtje kijk, zie ik dat daar een onverharde oprit loopt, begroeid met gras. Ik pak alles weer op en breng het daar naartoe. De binnen- en buitentent span ik samen met het grondzeil, en met behulp van wat haringen op het gras. Tussen een telefoonpaal en een boompje span ik mijn waslijn. Daar hang ik de kleren aan die ik in de bad van mijn kamer heb gewassen. De tent en het grondzeil drogen razendsnel. Als alles nog uitgespannen op de grond ligt, komt uit het huis waar de oprit bijhoort een oude man met zijn hond tevoorschijn. Ik wijs naar mijn droogactiviteiten en vraag: “No problema?” Hij kijkt, zegt: “No, no. Tranquilo” en sloft verder.